Nationaal Onderwijsakkoord is huzarenstukje
Tegen de verwachting in hebben kabinet en sociale partners (behalve de AOB) een nationaal onderwijsakkoord (NOA) gesloten. Dat op zich mag al betiteld worden als een huzarenstukje. De verhoudingen tussen de sociale partners onderling en tussen politiek en onderwijssector zijn er de laatste jaren niet beter op geworden. Partijen die over deze schaduw heen hebben weten te stappen, verdienen waardering.
Beeld: © Nationale Beeldbank
Details zijn nog niet bekend, maar op het eerste gezicht bestaat het akkoord uit een aansprekende mix van maatregelen in een periode waarin er nu eenmaal niet veel te verdelen valt. Het biedt mogelijkheden kwaliteitsverbeteringen in de arbeidsomstandigheden van leraren aan te brengen en daarmee de kans op beter onderwijs te vergroten. Cruciaal is dat er gelijktijdig een andere manier van besturen in de sector komt en schoolleiderschap beter uit de verf komt.
Het op beperkte schaal loslaten van de nullijn is mooi, maar zal wel selectief ingezet moeten worden. Ten eerste omdat een beetje salaris voor iedereen amper effect heeft en ten tweede omdat er meer begrip zal zijn voor gerichte verhoging van de salarissen voor die leraren die het zwaarste belast worden. De belangrijke opgave voor bestuur en management is om aan te durven geven wie er wel en wie er niet in aanmerking komt voor salarisverhoging. De sector worstelt daar al jaren mee en dit biedt een mooie gelegenheid hier stappen te zetten.
Het akkoord voorziet in extra banen voor jonge docenten. Dat is hard nodig omdat er nu een generatie leraren verloren dreigt te gaan voor het onderwijs. Er is de afgelopen jaren flink werk gemaakt van het verbeteren van de kwaliteit van lerarenopleidingen. Deze zijn selectiever geworden en het is dan des te wranger als die beter opgeleide leraren juist nu hun weg niet weten te vinden naar scholen. De extra banen bieden de gelegenheid om deze groep welkom te heten, goed in te werken en zo klaar te maken om in de nabije toekomst, als veel oudere en ervaren docenten met pensioen gaan, kernfuncties in scholen in te vullen. Werkgevers in het onderwijs moeten dan wel serieus werk maken van betere begeleiding van beginnende leraren, het met open armen ontvangen in plaats van te smoren in een weinig professionele arbeidscultuur die nu nog vaak in scholen heerst.
Wat mij betreft het meest aansprekende punt is de verruiming van professionele autonome en met name de terugdringing van administratieve belasting van leraren. In het onderwijs is er een jarenlange trend van het verschuiven van vertrouwen naar controle. Leraren worden in de uitvoering van hun werk van alle kanten bekeken en in toenemende mate gereguleerd. Politici willen zichtbare resultaten en geen risico’s en dat wordt vastgelegd in meet- en regelsystemen. Ouders eisen resultaten en zijn bereid daarvoor naar de rechter te stappen of via social media hun gelijk te halen. Schoolbesturen dekken zich in met protocollen, reglementen risicomijdend beleid. Leraren zelf grijpen regels aan om geen verantwoordelijkheid te hoeven nemen voor hun eigen professionaliteit (‘kan toch niet; mag niet van de inspectie’). Dit is een dodelijke chemie die nodig doorbroken moet worden. Het NOA dat nu kennelijk op tafel ligt biedt goede aanknopingspunten om dit te doen. Daarvoor is dan wel noodzakelijk dat alle betrokken partijen nu van de nood een deugd maken:
- Leraren laten zien wat ze waard zijn, maken werk van hun professionele ontwikkeling en verwelkomen de extra nieuwe collega’s met open armen in een professionele arbeidscultuur.
- Schoolbestuurders maken veel meer werk van professioneel personeelsbeleid dat gebaseerd is op vertrouwen in plaats van controle. Zij vertonen leiderschap (doen we het goede) naast het noodzakelijke management (doen we het goed) en dagen hun medewerkers uit het onderste uit de onderwijskundige kan te halen ten behoeve van leerlingen.
- De politiek gaat veel meer dan nu op zijn handen zitten en onderdrukt de neiging om incidenten uit te vergroten en in regels te vertalen. Daar hoort de acceptatie bij dat juist onderwijs mensenwerk is en dus niet altijd verloopt zoals gepland of gehoopt.
In het zuiden kennen we het gezegde ‘honger leert bidden’: zelfs een niet-katholiek begrijpt wat daarmee bedoeld wordt. Als de huidige crisis gebruikt kan worden om een doorbraak te forceren in de richting van een veel professionele arbeidscultuur in het onderwijs, dan zal dit nationale onderwijsakkoord inderdaad de geschiedenis in gaan als een huzarenstukje.