Roosters en routines
De start van het nieuwe schooljaar is een goed moment om wat langer stil te staan bij het fenomeen 'lesrooster'. Hoe beter je kijkt naar die schema's met dagen, tijden en vakken, hoe fascinerender ze worden. Uit het lesrooster blijkt namelijk hoe scholen en opleiding een verbinding maken tussen mensen, middelen, meningen en macht.
Roosters
Op het eerste gezicht zijn lesroosters de uitkomst van een logistiek vraagstuk: wie is waar wanneer om wat met wie te doen? Door maatschappelijke veranderingen wordt het maken van roosters steeds complexer. De individualisering belandt bijvoorbeeld in allerlei hoedanigheden op het bureau van de roostermaker. Leerlingen en studenten volgen vaker individuele leerpaden, er worden vaker uitzonderingen gemaakt en ook medewerkers hebben zo hun eigen wensen met vaste opleidingsdagen, tijdelijke cursussen, pappa- en mamma-dagen en zo voorts. Om het onderwijs meer 'bij te tijd' te brengen, hebben veel besturen besloten te investeren in gebouwen met hoogwaardige faciliteiten, zoals ICT en studielandschappen. Om dat te kunnen betalen, wordt scherp gekeken naar het aantal noodzakelijke vierkante meters. De druk om ruimtes zo efficiënt mogelijk te gebruiken, leidt vervolgens tot centrale roostering. Dat is op instellingsniveau efficiënter, maar gaat wel ten koste van flexibiliteit en autonomie voor scholen en opleidingen.
Achter lesroosters gaat hele werelden schuil. Een lesrooster is het stille bewijs of een school of opleiding de eigen visie consequent en congruent weet om te zetten in de dagelijkse gang van zaken (o.a. Riehl, Pallas & Natriello, 1999). Welke leerlingen welke vakken samen volgen, zegt impliciet ook iets over een visie op groeperen. Wat in welk jaar, in welke periode, in welke volgorde aan bod komt, zegt iets over een visie op het curriculum. Of er keuze(werk)tijd is, hoe lang een lesuur duurt, of er projectweken zijn, of een stage is gepland als een lint of als een blok; het zegt allemaal iets over een visie op leren. Wanneer, hoe vaak en in welke samenstelling het teamoverleg van docenten plaatsvindt en of docenten überhaupt de mogelijkheid hebben om bij elkaar in de les te kijken, zegt iets over een visie op professionalisering.
Ook het meest geavanceerde softwarepakket kan – hoeveel variabelen en parameters je er ook in stopt – nooit en te nimmer automatisch recht doen aan de eigen visies van een school of opleiding. Logistiek gezien is het bijvoorbeeld voor de hand liggend en het meest eenvoudig om, laten we zeggen, op een brede scholengemeenschap het vak Grieks op maandagochtend het eerste, en vrijdagmiddag het laatste uur in te plannen. Of om steunlessen aan het einde van de dag te geven. Of om studenten een lange, aaneengesloten periode op stage te laten gaan, zonder dat ze lessen volgen op school. Maar is dat ook wat je wilt? Als je je profileert met een gymnasium, ligt het niet voor de hand om een kernvak te marginaliseren in het rooster. Als je wilt voorkomen dat leerlingen steunlessen als straf ervaren, is het onlogisch als hulp pas beschikbaar is op een moment dat alle andere leerlingen al naar huis zijn. Als je propageert dat leren in de praktijk en leren op school elkaar verrijken, dan is een blokplanning van stages zonder terugkomdagen moeilijk uit te leggen. Kortom, in zoiets plats en praktisch als een lesrooster zitten vele boodschappen verborgen van wat een school of opleiding echt belangrijk vindt. Niet wat ze zégt belangrijk te vinden in glanzende brochures, kleurige websites en feestelijke open dagen, maar wat ze écht belangrijk blijkt te vinden.
Achter zoiets plastisch als een lesrooster gaan bovendien allerlei interne machtsverhoudingen schuil. In het uiteindelijke lesrooster wordt duidelijk wie zijn of haar zin heeft gekregen, en wie niet. Welke argumenten het zwaarst hebben gewogen. Wie de knopen daadwerkelijk heeft doorgehakt. Als een rooster niet klopt, of niet werkt, is dat zelden omdat de puzzel logistiek niet oplosbaar zou zijn. Onder het zichtbare puntje van een niet-werkend lesrooster zitten vaak ijsbergen van onvrede, conflicten en frustraties.
Routines
Organisaties functioneren dankzij zogeheten routines. Een routine is een patroon van activiteiten waar meerdere mensen bij betrokken zijn, wat zich herhaalt, en wat mensen ook herkennen als een zich herhalend patroon (Feldman & Pentland, 2003). De wekelijkse management-vergadering is een routine, net als het teamoverleg, het introductiekamp, de gezamenlijke koffiepauze en het jaarlijkse teamuitje. Het interessante van organisatie routines is dat ze zorgen voor stabiliteit en continuïteit in organisaties, en tegelijkertijd bronnen zijn van verandering en vernieuwing. Anders gezegd: bestaande routines laten zich niet eenvoudig veranderen, maar als routines veranderen verandert ook de organisatie. Een van de meest cruciale routines in onderwijsorganisaties is het lesrooster (Tubin, 2015). Het is niet voor niets dat een school of opleiding binnen de kortste keren in complete chaos verzandt als roosters niet kloppen. Besturen en schoolleiders implementeren beleid door routines te veranderen (Spillane, Parise & Sherer, 2011). Ook hiervoor geldt: als routines niet veranderen komt van beleidsambities zelden iets terecht, en pas uit veranderde routines blijkt of beleid daadwerkelijk wordt geïmplementeerd.
Rekenen
Een goed voorbeeld van beleidsimplementatie via routines en roosters is het rekenonderwijs. Naar aanleiding van de maatregel de rekentoets onderdeel te maken van de zak-/slaagregeling, hebben middelbare scholen en mbo-opleidingen massaal hun routines veranderd via de weg van het rooster. In heel Nederland kwamen er rekenlessen op het rooster, of er kwamen steunlessen voor leerlingen die met zelfstudie te weinig voortgang boekten. Met uitzondering van het vwo en de pabo, is de maatregel rond de rekentoets tot nader order uitgesteld. Als iemand wil weten wat scholen en opleidingen écht vinden van het rekenonderwijs: kijk naar de nieuwste roosters!
Onderwijsbestuur in een steeds veranderend landschap, wat houdt dat in?
Bestuurders in het onderwijs hebben te maken met een steeds veranderend landschap. Edith Hooge en Sietske Waslander geven een One Day Masterclass voor iedereen die zich wenst te oriënteren op de functie van onderwijsbestuurder. In één dag komt aan de orde wat het besturen van een onderwijsorganisatie betekent, wat de belangrijkste vragen zijn, wat elke onderwijsbestuurder in het vizier zou moeten hebben en welke houding, kennis en vaardigheden nodig zijn om de rol als onderwijsbestuurder optimaal uit te kunnen voeren.
MEER WETEN OVER DEZE MASTERCLASS
Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Nieuwe Meso, vakblad voor schoolleiders en –bestuurders. In de rubriek Bestuur beschouwen Sietske Waslander of Edith Hooge kwesties van onderwijsbestuur en -beleid. Beiden zijn als hoogleraren verbonden aan het GovernanceLAB van TIAS.
Literatuur
Feldman, M.S. & Pentland, B.T. (2003). Reconceptualizing Organizational Routines as a Source of Flexibility and Change, Administrative Science Quarterly, 48, 94-118.
Riehl, C., Pallas, A.M., & Natriello, G. (1999). Rites and Wrongs: institutional explanations fort he student course-scheduling process in urban high schools, American Journal of Education, 107, 116 – 154.
Spillane, J.P., Parise, L.M. & Sherer, J.Z. (2011). Organizational routines as coupling mechanisms: policy, school administration, and the technical core. American Educational Research Journal, 48 (3) 586 – 619.
Tubin, D. (2015). School success as a process of structuration. Educational Administration Quarterly, 51 (4) 640 – 674.