Doorbraak in een ‘leven lang leren’: nu is het moment
23 september 2020 | 3 min lezen
De stormloop op de laagdrempelige subsidies voor loopbaanadviezen en scholing, noodzaakte minister Wouter Koolmees van sociale zaken en werkgelegenheid om al na drie maanden een streep te trekken door de subsidieregeling ‘NL leert door’ uit het tweede noodpakket.
Het succes van de regeling is niet zo verwonderlijk. De coronacrisis zorgt voor fikse structurele verschuivingen op de arbeidsmarkt. Voor het vinden van ander werk zijn loopbaanadvies en omscholing nu dus heel hard nodig. Op Prinsjesdag is de noodzaak tot intersectoraal omscholen dan ook opnieuw benadrukt.
Het besef dat blijvende scholing, professionalisering en loopbaanontwikkeling belangrijk zijn voor werkenden om zich breder en flexibeler te kunnen bewegen op de arbeidsmarkt, is niet iets van vandaag of gisteren. Sinds de jaren zestig maakte het concept van ‘een leven lang leren’ internationaal opgang en werd het belang ervan benadrukt voor economische én sociale groei en bloei.
Employability
In 1990 adviseerde de commissie Rauwenhoff onze regering om een betere wisselwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt te realiseren. Ter bevordering van de bewustwording riep de Europese Commissie het jaar 1996 uit tot het Year of Lifelong Learning. In Nederland volgden hierop ‘het Kennisdebat’ en het Nationaal Actieprogramma ‘Een leven lang leren’, met daarin acties voor het vergroten van de employability van mensen en een heroriëntatie van het reguliere onderwijssysteem. Een belangrijke stap werd gezet met het erkennen van informeel leren op de werkplek, door de mogelijkheid om zogenaamde Elders Verworven Competenties (EVC) te laten certificeren en verzilveren in een door overheid of branchevereniging erkend diploma. En vanaf 2000 werd er in Nederland driftig geëxperimenteerd met individuele leerrekeningen, die (niet-)werkenden zelf konden inzetten voor scholing en loopbaanontwikkeling.
Taai
Toch blijkt ‘een leven lang leren’ al decennia een taai vraagstuk. Het hapert, ondanks het besef van het belang, en ondanks de vele regionale initiatieven. Het aanbod, de financiering en de organisatie zijn versnipperd. Verantwoordelijke partijen, zoals brancheorganisaties, scholen, vakbonden, bedrijven en overheden zoeken naar samenwerking en regie.
De veelbelovende experimenten met individuele leerrekeningen uit 2000 leiden niet tot daadwerkelijke invoering ervan. In plaats daarvan ontstaat een schijnbaar eeuwigdurend gesprek in de ‘werk- en onderwijspolder’ over de vragen ‘wie bepaalt’ en ‘wie betaalt’ bij een leven lang leren. De deelnemers aan dat gesprek hebben het gevoel op een rotonde te blijven rijden zonder een afslag te nemen.
Advies
De afgelopen jaren heeft de Onderwijsraad geadviseerd over de hardnekkige knelpunten bij wat inmiddels ‘een leven lang ontwikkelen’ (LLO) heet, en gewezen op het belang van meer flexibel onderwijs als structureel onderdeel van het onderwijsstelsel, in de vorm van bijvoorbeeld leerbanen in het mbo of gemodulariseerde opleidingen op universiteit en hogeschool.
De raad haalde ook de individuele leerrekening uit de kast als ‘persoonlijk postinitieel scholingsbudget’, waarmee mensen voor hun loopbaanontwikkeling en scholing minder afhankelijk zijn van hun werkgever en branche. Ook bepleitte de raad hervorming van de opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen) zodat werkenden ook financiering van loopbaanbegeleiding en scholing buiten de eigen sector kunnen krijgen.
In 2017 stuurde het kabinet met het Regeerakkoord Rutte III aan op een doorbraak in ‘een leven lang ontwikkelen’. Met de SER als aanjager kwam er een actie-agenda waarmee alle partijen gezamenlijk laagdrempelige en effectieve werkwijzen willen realiseren om (niet-)werkenden te bereiken met loopbaanbegeleiding en scholingsmogelijkheden. De actie-agenda omvat regionale projecten zoals bijvoorbeeld Leerambassadeurs of omscholingsvouchers van de overheid, O&O-fondsen en werkgevers tezamen, en kennis- en informatiedeling over financiering en aanbod.
Vlak voor de coronacrisis, in januari 2020, stofte de commissie Borstlap het idee van de individuele leerrekening opnieuw af, met een pleidooi voor leerrechten voor iedereen. De commissie stelde een ‘contractvormneutraal’ individueel ontwikkelbudget voor waar werkenden zelf over kunnen beschikken, en een loopbaanwinkel om het in de praktijk te laten werken.
Een definitieve klap
En nu legt de coronacrisis opnieuw bloot hoe belangrijk het is dat mensen zich professioneel blijven ontwikkelen. Hierdoor zijn zij beter weerbaar tegen verschuivingen op de arbeidsmarkt, zoals die zich nu in al hun hevigheid voordoen. Het gaat om mensen die het minst aan scholing en loopbaanontwikkeling doen: de laagst opgeleiden en mensen met flexibele contracten. Zij blijken dan ook het minst weerbaar en worden nu het hardst getroffen.
Deze zomer heeft de regeling ‘NL leert door’ laten zien hoe groot de behoefte is aan laagdrempelige loopbaanbegeleiding en scholing, onafhankelijk van de eigen werkgever, contractvorm of branche. De coronacrisis maakt opnieuw duidelijk hoe belangrijk brede en flexibele inzetbaarheid en weerbaarheid van mensen op de arbeidsmarkt is. Dit kan niet onbeantwoord blijven.
Flexibele en toegankelijke scholing, bereikbare certificaten en diploma’s, en structurele individuele financiering van scholing en loopbaanadvies, ook intersectoraal, zijn hiervoor nodig. Het zou mooi zijn als de sociale partners samen met de overheid hier nu -eindelijk- een definitieve klap op geven.
Dit artikel is oorspronkelijk in het Financieele Dagblad gepubliceerd.
Een breder perspectief op onderwijs
Wil je oplossingen aandragen om een bijdrage te leveren aan de maatschappelijke waarde van het onderwijs? In de Executive Master of Management in Education (onderwijsmanagement) ga je de diepte in op het gebied van missie en strategie, leiderschap en innovatie. Zo leer je vraagstukken over beleid & bestuur, netwerken & samenwerking en organisatie & leiderschap te analyseren vanuit meerdere invalshoeken.