Steunt of belemmert de institutionele omgeving de ontwikkeling van coöperaties?
10 december 2015 | 2 min lezen
We hebben een analytisch kader ontwikkeld om relevante factoren te identificeren die tot het succes van de coöperatie als organisatie leiden of dit juist belemmeren. Het begint allemaal met de basisvraag: is er behoefte aan – een bepaald type – coöperatie in afzonderlijke landen? Er bestaat zeker een fundamentele reden voor samenwerking. Deze ligt in het bestaan van onvervulde behoeften in de ogen van leden, en ook in een bepaald niveau van samenhang tussen deze leden.
Als er een maatschappelijke behoefte bestaat en/of de economische situatie zou het bestaan van de coöperaties in een land rechtvaardigen, dan bepalen ‘instellingen’, historische, sociale en culturele factoren de beschikbaarheid of geschiktheid van het coöperatieve model voor de leden. Mits er een behoefte aan coöperaties bestaat en dat de hele institutionele omgeving bevorderlijk is voor de oprichting en groei van coöperaties, dan worden aan de randvoorwaarden voor een goed functionerend intern bestuur van de coöperaties voldaan. Het werkelijke aantal, de marktpositie, prestaties en coöperatietypes worden bepaald door de langdurige institutionele omgeving in combinatie met de werking van hun intern bestuur en de kwaliteit van de producten en diensten die ze de leden bieden.
Om te controleren of de omgeving het succes van de coöperaties mogelijk maakt of juist belemmert, hebben we micro- en macro-onderzoek uitgevoerd. We hebben belangrijke elementen vastgesteld in de wetten op het gebied van coöperaties in 33 landen. Toch konden we geen rode draad ontdekken, aangezien de talloze verschillen tussen de landen overheersen. We kwamen ook een aanzienlijke kloof tegen tussen ons de jure beoordeling en de de facto situatie in gesprekken met nationale deskundigen. Wat juist en goed lijkt op papier (bv. wetgeving inzake coöperaties) werkt mogelijk niet in de praktijk en vice versa.
Met betrekking tot gegevens over coöperaties, hebben we een zogeheten Cooperative Economy Index gebruikt als een ruwe benadering voor de algemene coöperatieve prestaties in een individueel land. Met betrekking tot gegevens over de voorwaardenscheppende omgeving, verzamelden we kwantitatieve volmachten voor 'instellingen' en institutionele factoren. Enkele opvallende conclusies uit onze empirische analyse zijn als volgt:
- Een gunstige algemene zakelijke omgeving (bv. een hogere General Doing Business-Indicator volgens de Wereldbank) gaat hand in hand met betere coöperatieve prestaties. Als een land een verbetering toont in deze indicator, kan dit worden geïnterpreteerd als een teken dat de voorwaarden voor coöperaties ook zijn verbeterd;
- De waargenomen mate van corruptie (bv. een lage waarde van de Corruption Perceptions Index van Transparency International) is negatief gecorreleerd aan coöperatieve prestaties. Een stijging van de waargenomen corruptie wijst op een verslechterende situatie voor coöperaties;
- Inkomensongelijkheid (volgens de Gini-coëfficiënt) heeft een substantiële en negatieve invloed op coöperatieve prestaties. Een stijging van de inkomensongelijkheid duidt dus op een verslechtering van coöperatieve voorwaarden;
- Een positieve relatie bestaat tussen de algemene toestand van de democratie (volgens de algemene Democracy Index van de Economist Intelligence Unit) en coöperatieve prestaties in de afzonderlijke landen. Met andere woorden, het lijkt erop dat hoe democratischer een samenleving is, hoe vruchtbaarder de situatie voor coöperaties lijkt te zijn.
Bekijk de presentatie 'Roadmap to Doing Co-operative Business Reports'