Woningcorporaties zijn niet uniek
4 november 2014 | 2 min lezen
De parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties publiceerde haar eindrapport. Aanleiding voor deze enquête waren de schandalen en misstanden in de corporatiesector. De voedingsbodem voor schandalen en misstanden is echter niet uniek voor de corporatiesector.
Beeld: © Nationale Beeldbank
Ook in de zorg en het onderwijs heeft de combinatie van schaalvergroting, taakverbreding en groeiende verwachtingen vanuit de politiek en de samenleving, de besturing en het financieel beheer van de instellingen aanzienlijk complexer en risicovoller gemaakt. Het heeft ook in alle drie de sectoren geleid tot het opzoeken en soms overschrijden van de eigen domeingrenzen.
Ontvlechting
Regelgeving (bijvoorbeeld ten aanzien van reserves, verbindingen of marktactiviteiten) en een verminderde financiële weerbaarheid dwingen de instellingen momenteel om zich op kerntaken terug te trekken en soms te ontvlechten. Vanuit het publieke belang in enge zin hoeft dat niet verkeerd te zijn. Maar het publieke belang is breder dan alleen een goede uitvoering van de kerntaken. Publiek belang is ook dat er daar waar nodig verbindingen kunnen worden gemaakt tussen bijvoorbeeld corporaties en zorginstellingen, tussen onderwijsinstellingen en het regionale bedrijfsleven, tussen corporaties en welzijnsinstellingen.
Treed buiten de kerntaak
Ketenzorg, vraaggerichte dienstverlening en innovatie vereisen dat instellingen zich niet terugtrekken in nauw omschreven en scherp afgepaalde eigen domeinen, maar de vrijheid hebben en nemen om van tijd tot tijd iets buiten hun kerntaak te treden en een handreiking naar een ander domein te doen. In een toekomstbestendig semipubliek domein zijn de kerntaken duidelijk omschreven, maar beschikken instellingen ook over voldoende ruimte om – als het bredere publieke belang dat vraagt - op een financieel verantwoorde en op een transparante wijze buiten die kerntaak te treden.
Toezicht door derden
Niet alleen het oprekken van de domeingrenzen, maar ook de governanceproblemen bij woningcorporaties zijn in veel opzichten te vergelijken met die van zorginstellingen en onderwijsorganisaties. Er is discussie over de reikwijdte van het intern toezicht, over wat adequate informatievoorziening tussen bestuur en toezicht is en over de omgang met belanghebbenden. Op deze gebieden zien we inmiddels de nodige bewustwording en ontwikkeling, maar er zijn nog veel verbetermogelijkheden. Daarbij helpt het als de raad van bestuur en de raad van toezicht scherp worden gehouden door ‘derde partijen’ (zie ook het recente WRR-rapport ‘van tweeluik naar driehoeken’), zoals huurders, bewoners, patiënten, ouders of leerlingen.
In gesprek
Ook is een nieuwe verhouding tussen extern en intern toezicht nodig. Beide zouden nadrukkelijker met elkaar in gesprek moeten gaan en niet alleen als er problemen zijn. Zo'n gesprek kan in drie opzichten helpen. Toetsingscriteria kunnen uitgewisseld en afgestemd worden. Hierdoor kan meer begrip voor elkaars ‘blik’ ontstaan. Ook kan interne toezichthouder een bron van vroegtijdige informatie voor de externe toezichthouder zijn zodat deze wat minder vaak te laat komt. Maar andersom kan een interne toezichthouder ook meer en beter gebruik maken van de kennis en benchmarkinformatie die bij externe toezichthouders aanwezig is.
Lees meer