Wat als financiële planning niet in je genen zit?
De overheid is geen gelukmachine. Met deze uitspraak zette het kabinet de marsroute in richting de participatiesamenleving. De overheid trekt zich steeds meer terug; uit de zorg, uit de woningmarkt, en uit onze pensioenen. Steeds meer langetermijnzorgen komen op het bord van ons – de burger. Door lage dekkingsgraden is een geïndexeerd pensioen niet langer de standaard, dus wie eerder wil stoppen met werken en wil genieten van de huidige koopkracht, zal zelf moet sparen voor later. Dat geldt ook voor de aanleunwoning en thuishulp. Ook die blijven behoren tot de mogelijkheden, maar vergen een eigen financiële bijdrage, en dito planning.
Maar wie plant er op dit moment eigenlijk zijn of haar eigen toekomst? Volgens de gangbare economie doen wij dat allemaal. De zogenaamde life cycle theorie, veronderstelt dat wij met een volledig overzicht van de feiten en verstand van zaken continu onze toekomst financieel plannen, zodat wij onze consumptie over het hele leven op peil kunnen houden. Helaas blijkt uit meer recent onderzoek dat echte mensen dit benodigde overzicht en verstand van zaken vaak ontberen. Slechts een minderheid werkt momenteel aan gerichte spaarplannen.
Persoonlijke achtergronden die financiële planning stimuleren
Binnen het FinanceLAB van TIAS zijn wij op zoek gegaan naar persoonlijke achtergronden die onze financiële planning stimuleren. Hiervoor stelden wij 1.438 Nederlanders 25 vragen. Dat waren Nederlanders uit alle delen van onze samenleving en de vragen waren gericht op de persoon en hun financieel gedrag. Een zorgvuldige analyse van alle antwoorden bracht 3 inzichten aan het licht.
Ten eerste, aanleg tot spaargedrag stijgt met leeftijd, inkomen en het aantal kinderen. Logisch en geheel in lijn met de beschikbare literatuur. Inkomen stijgt doorgaans met leeftijd en is een vereiste om te komen tot de mogelijkheid tot sparen, en het hebben van kinderen geeft een natuurlijke noodzaak tot plannen. Ten tweede, spaargedrag verschilt tussen generaties. Niet alleen stijgt onze wil tot sparen naarmate wij ouder worden, maar de ene generatie spaart minder dan de ander. In Nederland blijkt vooral de babyboomgeneratie graag en veel te sparen. Meer dan de generaties voor en na hen. De reden hiervoor kan liggen in de economische omstandigheden waarin men opgroeit. Die waren zwaar tijdens de wederopbouwjaren, waardoor spaarzaam leven voor babybomers de standaard werd. Eerder onderzoek liet al zien dat deze jeugdjaren bepalend zijn voor ons gedrag later in het leven.
Kortom, wij gaan een toekomst tegemoet waarin sparen voor onze oude dag belangrijker wordt, maar steeds meer van ons zijn niet opgegroeid in een tijd waarin sparen de standaard was. De economische voorspoed sinds de jaren ’60 gecombineerd met een overheid die steeds meer zorgen uit handen nam, heeft onze aanleg tot financiële planning verzwakt. Hoogste tijd dus voor een inhaalslag. Daartoe kan ons derde inzicht van het onderzoek van dienst zijn.
Optimistisch over toekomst betekent sparen
Voor het eerst brachten wij namelijk ‘houding en overtuiging’ in relatie tot spaargedrag. Daaruit blijkt dat zelfvertrouwen, netheid en optimisme bepalende factoren zijn om te komen tot toekomstgerichte financiële planning. Onder de 1.438 Nederlanders in ons onderzoek blijkt dat mensen met een optimistische kijk op de toekomst vaker sparen. Daarnaast blijkt dat mensen met een gestructureerde administratie eveneens vaker hun eigen toekomst plannen. Maar allicht nog verrassender, sparen is populair onder mensen die geloven dat hun eigen daden resultaat gaan hebben. Deze overtuiging, de locus of control, zorgt ervoor dat mensen in de participatiesamenleving ook het financiële heft in handen durven nemen.
Conclusie? Spaargedrag wordt belangrijker, maar aanleg tot sparen is niet overal aanwezig. De babyboomers hebben het sparen met de paplepel meegekregen en nooit meer losgelaten. Maar ook voor de babybusters van daarna is er hoop. Ouders hoeven hun kinderen niet op te voeden als babyboomers, maar ze zouden ze wel moeten leren hun administratie goed op orde te hebben, hoop op een goede toekomst te geven, en vooral vertrouwen te geven in het nut van hun inspanningen. Laat dan die participatiesamenleving maar komen!