Energiedialoog verdient een beter lot
25 mei 2016 | 3 min lezen
Voor minister van Economische Zaken Henk Kamp staat het jaar 2016 in het teken van een nieuwe variant op de Trias Energetica: (1) Energierapport, (2) Energiedialoog, (3) Energiebeleidsagenda. In januari publiceerde Kamp het Energierapport. Op 7 april was de aftrap van de Energiedialoog, die tot 1 juli loopt. Komend najaar presenteert Kamp, op basis van het Energierapport en de uitkomsten van de Energiedialoog, zijn Beleidsagenda voor de toekomst.
Het plan voor een Energiedialoog werd in het Energierapport gelanceerd onder verwijzing naar de dynamiek van de “energietransitie”: “Het kabinet … beseft dat voor de transitie draagvlak nodig is in de maatschappij. Het is een grote opgave om in 2050 een CO2-arme energievoorziening te hebben en dit kunnen we alleen gezamenlijk voor elkaar krijgen. Daarom wordt vanaf het voorjaar een dialoog gestart over de toekomst van onze energievoorziening waaraan alle Nederlanders kunnen deelnemen.”
In een brief aan de Kamer van 31 maart heeft Kamp het idee achter deze Energiedialoog nader uitgewerkt. Daarbij valt op dat het draagvlak-argument uit het Energierapport plaatsmaakt voor een aanzienlijk genuanceerdere benadering: “Het doel van de energiedialoog is burgers, bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en andere partijen in en rond het energiesysteem te betrekken bij de opgave die voor ons ligt: hoe komen wij tot een CO2-arme energievoorziening in 2050, die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, en wie kan daaraan welke bijdrage leveren?”
In de toelichting op dit betrokkenheid-argument onderscheidt Kamp vervolgens twee afzonderlijke doelen die hij beoogt met deze dialoog: (1) “bewustwording vergroten en informatie delen”; en (2) “participeren en committeren”. In de nadere uitleg van deze doelen wordt duidelijk dat het inderdaad gaat om twee verschillende zaken. Over het eerste doel schrijft Kamp: “De dialoog kan helpen burgers en professionele partijen actiever te betrekken bij de transitieopgave die voor ons ligt, waardoor het bewustzijn over de noodzaak van actie en het eigen handelingsperspectief daarbij toeneemt. Daarmee verstevigen we de maatschappelijke basis voor een transitieaanpak.”
Over het tweede doel schrijft Kamp: “De dialoog biedt ruimte om met elkaar te spreken over de vele dilemma’s en vragen rond de transitie, maar ook over het leveren van een bijdrage aan de transitie. Daarbij is het zaak om de kennis en ervaring uit lopende initiatieven in de samenleving zoveel mogelijk te benutten. Zo verstevigen we het eigenaarschap van partijen bij de transitieaanpak.” Kortom, met deze uiteenlopende argumenten van draagvlak, betrokkenheid en eigenaarschap bevat de Kamerbrief een sterk en overtuigend pleidooi om de Energiedialoog serieus te nemen en er actief aan mee te doen.
Maar dat pakte in de praktijk dus anders uit. De Energiedialoog startte op 7 april in drie steden tegelijk (Rotterdam, Eindhoven en Leeuwarden) en presenteerde voor de periode tot 1 juli een omvangrijk programma van bijeenkomsten in het land en activiteiten via internet (voor een overzicht, zie www.mijnenergie2050.nl). Maar vanuit de energiebeweging wordt zowel het idee van de Energiedialoog als het hele door EZ opgetuigde circus eromheen overladen met kritiek.
Marjan Minnesma van Urgenda neemt geen blad voor de mond: “Deze dialoog is volkomen overbodig, het is pure vertraging.” Zij leek ook een beetje moe van alle voorgaande dialoog: “En het stoort me dat iedereen er weer intrapt. We hebben een jaar lang met zestig partijen om de tafel gezeten voor het Energierapport. Daarvoor zaten dezelfde partijen om de tafel voor het Energieakkoord, de plannen zijn allang bekend. Ik ga niet nog een jaar lopen kletsen met dezelfde mensen. Het is weer hetzelfde circus. Mijn buurman gaat hier echt niet heen. Het zijn geen willekeurige mensen, maar professionals en semi-professionele burgers die al weten wat er moet gebeuren.”
Greenpeace doet wel mee, maar “met frisse tegenzin”. Ook Milieudefensie ziet het als “uitsteltactiek” (“Het is immers al lang bekend wat er moet gebeuren”), maar was op 7 april aanwezig met Blabla-Bingokaarten. Oud-directeur van TransForum Henk van Latesteijn noemt het een “zwaktebod” (“Als we geen idee hebben wat te doen, dan maar een dialoog”). Transitievoorman Jan Rotmans spreekt van “het verkeerde instrument op het verkeerde moment”. Ook hij beschouwt het als een “vertragingstactiek van EZ”.
Vergeleken met de toelichting in de Kamerbrief van minister Kamp, is deze kritiek weinig overtuigend. Om te beginnen zijn de argumenten vanuit de energiebeweging tegenstrijdig. Weten we nu wel wat we moeten doen voor een energietransitie (Minnesma)? Of weten we dat juist niet (Van Latesteijn)? En wie een periode van nog geen drie maanden aanmerkt als uitstel- of vertragingstactiek (Milieudefensie, Minnesma, Rotmans), ziet toch echt spoken (of complottheorieën).
Maar Minnesma c.s. lijkt toch vooral te ontgaan wat de inzet is van de Energiedialoog: niet alleen (of niet zozeer) draagvlak voor de energietransitie in de samenleving, maar betrokkenheid en eigenaarschap van de samenleving. Het is de eerste taak van de energiebeweging om dat niet over te laten aan (of af te schuiven op) de overheid of het bedrijfsleven, maar om zelf de burgers van ons land (van onze wereld) te mobiliseren voor een duurzame energievoorziening. Dat kan (en gebeurt) op allerlei manieren. Maar dat kan dus ook door de Energiedialoog.
De stad Utrecht heeft zijn eigen energiedialoog. Afgelopen jaar organiseerde wethouder Lot van Hooijdonk een serie van drie stadsgesprekken, met 165 willekeurig geselecteerde burgers. Die gesprekken hebben geleid tot een ambitieus Energieplan. In vervolg daarop komt er nu een Regietafel Energietransitie, waarvoor de wethouder niet alleen Eneco, Stedin en een woningbouwcorporatie heeft uitgenodigd, maar ook de lokale energiecoöperatie Energie-U. Ik ben bestuurslid van Energie-U, en zit op 20 mei a.s. bij de eerste bijeenkomst van die Regietafel. Met andere woorden, de energiedialoog in Utrecht blijft op stoom. Zo kan het dus ook!