Betrokkenheid als kennisbasis
Het zijn niet de slechtste tijden om in de langdurende zorg aan de slag te gaan vanuit een nieuwe rol en positie die gericht is op kennisontwikkeling. Nu ik inmiddels een half jaar ‘professor’ voor mijn naam mag zetten, willen mensen graag weten ‘hoe het nu is’.
Vanuit mijn leerstoel ‘innovatie van organisatie en governance van integrale langdurende zorg’ zoek ik de verdieping. De leerstoel is een antwoord op de behoefte aan meer gefundeerde kennis en vernieuwing in de organisatie en governance in de zorg voor langdurig zorgbehoevenden. Zo kan een verbinding gelegd worden tussen wetenschappelijke theorievorming en empirisch onderzoek ten behoeve van direct betrokkenen. Het ontwikkelen van stevig gefundeerde kennis maakt me enorm betrokken bij de opgave die ik me stel: zoeken naar hoe we de organisatie en governance zo kunnen inrichten dat integrale zorg tot de meest waardevolle uitkomsten voor cliënten en maatschappij leidt. Het is geweldig leuk om met gemotiveerde promovendi naar de beste onderzoeksvragen te zoeken, gefundeerd praktijkonderzoek te entameren en uitnodigingen van bijvoorbeeld een WHO voor een plenaire lezing zijn natuurlijk eervol. De slogans van de organisaties waar ik aan verbonden, ben kunnen eigenlijk niet mooier mijn betrokkenheid bij mijn opdracht omschrijven; onze maatschappij begrijpen (Understanding Society - Tilburg University), door te blijven vragen (Never stop asking - TIAS) zodat we zorgen dat zorg beter werkt (Vilans).
De turbulentie in de sector die me erg aan het hart ligt, de langdurende zorg, was niet mals de afgelopen tijd. Genoeg stof dus voor een verse professor. Ik heb het gevolgd, me verwonderd en vooral geluisterd. Wat gebeurde er nu eigenlijk? Het IGZ-rapport veroorzaakte een golf van betrokkenheid op alle fronten en in diverse varianten. Niet in de laatste plaats bij de verpleeghuizen, hun bestuur en management, stakeholders, cliënten en ook deskundigen uit allerlei gremia. Of het gewenste effect bereikt is (de meningen verschillen over wat dat precies was overigens) is de vraag. Het stof is nog niet neergedaald. Organisaties zijn aan de slag met verweer, verbeterplannen, bezinning en communicatie over hoe nu verder. Het zuigt hun aandacht naar binnen, het huis moet ‘op orde’ voor zover dat niet (al) zo was. In het SCP evaluatieonderzoek naar de implementatie van de Wlz dat momenteel uitgevoerd wordt door Vilans en KPMG/Plexus merken we dat. ‘Even geen onderzoeken nu, we hebben alle energie binnen nodig’. Jammer, want een stem naar buiten brengen van zowel management, bestuur, professionals als cliënten is cruciaal bij een beleidsevaluatie. Juist in een tijd waarin het zoeken is naar hoe anders te richten, in te richten, te verantwoorden en toezicht te houden. Oftewel, het zoeken naar zoals governance in veranderende tijden moet zijn.
De betrokkenheid bij de zorg en het zoeken naar de inrichting van governance kwam ik deze maand ook tegen bij de organisatie waar ik zelf toezichthouder ben. Als toezichthouder vind ik het belangrijk diverse gremia in de organisatie te ontmoeten, met hen in gesprek te gaan en met hen en de bestuurder (kritisch) mee te denken. Zinvol, relevant en ook leuk voor de juiste rolinvulling. Op uitnodiging van de bestuurder was ik deze maand op bezoek bij de centrale cliëntenraad (CCR). Hun behoefte was een constructief gesprek met mij en het bespreken van een reeks issues die er eigenlijk op neer kwamen om met elkaar van gedachten te wisselen over hoe nu de zeggenschap beter in te richten dan met de traditionele lokale en centrale ra(a)d(en). Ik trof een groep gemotiveerde en zeer betrokken mensen. Geen cliënten, maar wel (oud) verwanten of andere lokaal betrokkenen. Met de steeds korter wordende verpleegduren zijn cliënten in de raad helaas vaak geen optie meer.
Het zou nog niet zo gek zijn om derhalve te spreken over een Raad van Betrokkenen, in plaats van cliëntenraad. De raad was op een constructieve manier zoekende. Waar je als CCR op te richten als je niet op alle dossiers kundig bent? Het is misschien zo gek nog niet om je als centrale raad vooral te gaan richten op het toezicht houden of lokaal (bv op de locaties) de zeggenschap goed werkt. Deze is wellicht per locatie verschillend, maar wel steeds gericht op dat wat cliënten belangrijk vinden en de bestuurder in het beleid en missie uitdraagt. Meer werken met speerpunten die dat jaar op de agenda staan is een optie, het vervolgens lokaal ophalen van ervaringen op dat punt en daarmee de bestuurder kritisch bevragen. Gedecentraliseerde betrokkenheid met een focus op het heden, die te overzien is voor de mensen en hun naasten die er op dat moment zijn. De meer strategische vraagstukken voor de wat langere termijn zijn dan met name relevant voor de cliënt(mede)zeggenschap op een meer centraal niveau.
Mijn punt dat zo’n centrale ‘cliënten’ raad, evenals de Raad van Toezicht, ook zelf met stakeholders in de buitenwereld in gesprek zou kunnen gaan omtrent dergelijke strategische vragen, was voor hen een nieuw gezichtspunt. Hun focus was met name intern gericht, het ‘huis op orde’ wederom met veel betrokkenheid. Stakeholders als de politie, de lokale gemeenschap, het burgerinitiatief, de ouderenbond, het verenigingsleven, de gemeente en wellicht mkb-ondernemers zouden tevens een meedenkende of adviserende rol kunnen hebben, gericht op een kritisch klankbord te zijn voor de bestuurder en zijn team. Bijvoorbeeld bij bouw van een nieuwe locatie. Uiteraard is dat spannend, want een dergelijk brede ‘Raad van betrokkenen’ kan stuiten op deelbelangen. Als de Raad van Toezicht het dan zou lukken om meer een Raad van verbinding te worden, zou wellicht een innovatie in zeggenschap kunnen worden bereikt. Er zijn al initiatieven in die richting; ik hoor er graag meer. In mijn leeropdracht ga ik er mee aan de slag om te zien hoe het (beter) kan werken, maar ook wanneer niet.