De uitdaging van vernieuwing is dat het veel lastiger te organiseren is dan andere bedrijfsprocessen. Toch moet je niet in vrijblijvendheid wegzakken, zegt Toni Sfirtsis, innovatieprofessor aan TIAS School for Business and Society. ‘Met gerichte metrics kun je van innovatief vermogen een competentie maken.’
Als iemand de onstuimige tijden van nu met veel belangstelling volgt, is het Toni Sfirtsis. Als executive consultant in uiteenlopende bedrijven en innovatieprofessor aan TIAS School for Business and Society houdt hij zich dagelijks met de wendbaarheid en innovatiekracht van organisaties bezig. Door de coronacrisis is de behoefte daaraan groter dan ooit was voorzien. Het maakt Sfirtsis’ werk nog actueler dan het al was.
Innovatieve ideeën genoeg
Het probleem, zegt Sfirtsis, is dat innovatie aansturen lastig is. ‘In elke organisatie lopen er meer dan genoeg mensen rond met goede ideeën. De bottleneck is meestal de uitvoering.’ Managers baseren veel van hun dagelijks werk op concrete metrics en KPI’s. Op die manier zijn ze in staat de organisatiecompetenties te verbeteren en efficiënter te maken.
Dat gaat goed bij processen als productie en voorraadbeheer, maar: ‘bij innovatie en innovatieprocessen werkt dat niet. Dit zijn geen rationele functies die op traditionele wijze kunnen worden gemanaged’, zegt Sfirtsis. Het klassieke gedachtegoed van de industrial engineering is voor innovatieprocessen minder geschikt.
Investeren in innovatievaardigheid
Toch wil dat niet zeggen dat organisaties er niet naar moeten streven grip te krijgen op innovatie. Integendeel, ‘het vermogen tot innovatie is voor organisaties meer dan ooit bepalend voor hun overleving’, aldus Sfirtsis. Daarom is het van belang dat leiders investeren in de innovatievaardigheid van hun organisatie. De metrics die daarbij te gebruiken zijn bevinden zich vaak meer aan de ‘voorkant’ dan bij andere processen het geval is. In een recent whitepaper zet Sfirtsis de metrics op een rij.
Waar gaat het nu vaak fout bij de aansturing van innovatie?
Sfirtsis: ‘Managers zijn gewend met output measures te werken. Bijvoorbeeld, de ambitie dat volgend jaar drie nieuwe producten worden geïntroduceerd, of twee patenten worden aangevraagd. Het gevolg is dat innovatie vaak als project wordt aangestuurd.’
‘Maar vernieuwing loopt juist vaak vast als je van tevoren de uitkomst wilt bepalen. Bij innovatie gaat het meestal om fundamenteel nieuwe ontwikkelingen die diep op de organisatie kunnen ingrijpen. In plaats van innovatie te benaderen als project met een begin en een eind, moet het worden beschouwd als een leer- en veranderkundig proces.’
Hoe kun je innovatie dan aansturen?
‘In plaats van de focus te leggen op het resultaat, richt je je op datgene dat maakt dat innovatie opbloeit. Op die manier wordt het innovatief vermogen een organisatiecompetentie. Meet bijvoorbeeld de verschillende experimenten die in de organisatie lopen. Ik gebruik bewust het woord experimenten in plaats van projecten. Een experiment moet ook kunnen mislukken, dat hoort erbij.
‘Een andere maatstaf is de mate waarin de mensen die bij de experimenten betrokken zijn, een afspiegeling van de organisatie vormen. In veel organisaties wordt vernieuwing vaak nog gedelegeerd aan een speciale afdeling. Maar de meest wendbare bedrijven betrekken de hele organisatie bij innovatie. Alle medewerkers met hun specifieke expertise kunnen er een rol in spelen. Ze moeten daar wel de ruimte voor krijgen. Ook dat kun je in een metric vertalen: de hoeveelheid ruimte en faciliteiten, of slack, die de medewerkers hebben om iets nieuws uit te proberen.’
:quality(90))