Een keerpunt op Wall Street?
Op 16 januari 2018 schreef Larry Fink, oprichter en CEO van beleggingsfirma BlackRock een brief aan de CEO's van de grootste beursgenoteerde organisaties ter wereld waarin hij hen opriep om niet alleen te denken aan hun beleggers maar ook aan de gehele samenleving.
In zijn brief constateert Fink (2018) dat veel overheden niet succesvol zijn op het gebied van onder meer pensioenen, investeringen in infrastructuur en automatisering.
„Als gevolg daarvan keert de samenleving zich in toenemende mate naar de private sector en wordt van bedrijven gevraagd dat ze reageren op bredere maatschappelijke uitdagingen. [...] De maatschappij vraagt van bedrijven ... dat ze een maatschappelijk doel dienen. Om op lange termijn te blijven gedijen, moet elk bedrijf niet alleen financiële prestaties boeken maar ook laten zien dat het een positieve bijdrage aan de maatschappij levert” (Fink, 2018).
De activiteiten van een bedrijf moeten voordelen opleveren voor alle belanghebbenden en niet alleen voor de aandeelhouders. In de huidige omgeving geldt:
„... deze belanghebbenden vereisen dat bedrijven leiderschap tonen in een breed scala aan kwesties.” […]. Het vermogen van een bedrijf om milieuvraagstukken en maatschappelijke en bestuurlijke kwesties te beheren ... is van wezenlijk belang voor duurzame groei” (Fink, 2018).
Volgens Fink roepen de cliënten van BlackRock – beleggers – organisaties op om leiderschap en helderheid te tonen waardoor niet alleen het rendement maar ook „... de welvaart en veiligheid van hun medeburgers” toeneemt.
Bewust zijn van het doel
Fink beweert in zijn brief dat bedrijven „bezwijken aan de druk op korte termijn om hun inkomsten te verdelen”, waarbij ze beleggingen die nodig zijn om groei op lange termijn te waarborgen opofferen en het risico lopen om hun mandaat van belangrijke belanghebbenden te verliezen als ze zich niet duidelijk ‘bewust zijn van hun doel’.
Als Fink organisaties oproept om een duidelijk ‘bewustzijn van het doel’ te ontwikkelen, nodigt hij hen uit om de confrontatie aan te gaan met fundamentele vragen zoals: Waarom bestaat onze organisatie? Welke bijdrage wil onze organisatie leveren? Het doel van een organisatie is in wezen de definitieve verklaring over het verschil dat men probeert te maken. Een duidelijke verklaring over het doel verbindt de organisatie en biedt een langetermijnkoers.
De beargumentatie van Mackey en Sisodia (2014):
„Als het doel duidelijk is, kan het management sneller betere beslissingen nemen. Een duidelijk doel leidt ook tot meer gedurfde beslissingen. Beslissingen in een doelgerichte organisatie worden niet aangepast aan de wind van de publieke opinie of aan veranderingen in de competitieve omgeving, maar houden rekening met deze zaken en daarnaast met iets diepers en meer robuust. Dit leidt tot superieure algehele prestaties” (2014, p. 49).
Het is belangrijk om te weten dat doel en winst geen tegenpolen zijn. Ze hebben elkaar nodig. Winst is onmisbaar voor de overleving van de organisatie. Men kan zelfs betogen dat het maatschappelijk onverantwoord is om een bedrijf te hebben zonder consistent winst te genereren. Een organisatie moet echter gericht zijn op de lange termijn, niet op de korte termijn. Mackey en Sisodia (2014) zeggen daarover:
„Bedrijven kunnen geobsedeerd raken door pogingen om hun volgende kwartaalcijfers te laten stijgen, zodat ze er goed uitzien in de financiële modellen van analisten en een goede beoordeling ontvangen. [...] Maar deze cijfers weerspiegelen niet altijd de beste langetermijnpositie van het bedrijf. Die methode kan op korte termijn werken, maar er op lange termijn toe leiden dat bedrijven niet langer hun doel vervullen en niet alle belanghebbenden meer langetermijnwaarde bieden. (2014, p. 105)
Fink betreurt evenals Mackey en Sisodia de excessieve gerichtheid van bedrijven op kortetermijnprestaties (kwartaalcijfers). Hij roept CEO's op om veel explicieter te zijn over hun langetermijnstrategie voor groei en om „het strategische raamwerk voor het creëren van langetermijnwaarde openbaar te bespreken”. De langetermijnstrategie van een organisatie moet de route richting financiële prestaties beschrijven. Om de financiële prestaties vast te houden, moet een organisatie echter begrijpen welke maatschappelijke impact het heeft. Volgens Fink moeten bedrijven zichzelf vragen stellen, zoals:
„Welke rol spelen we in de gemeenschap? Hoe beheersen we onze invloed op het milieu? Werken we aan een divers personeelsbestand? Passen we ons aan technologische veranderingen aan? Bieden we de herscholing en mogelijkheden die onze medewerkers en organisatie nodig hebben om zich aan te passen aan een wereld die in toenemende mate wordt geautomatiseerd?” (Fink, 2018).
BlackRock houdt vanaf nu organisaties verantwoordelijk voor hun impact op de maatschappij. De firma integreert zaken, zoals het vermogen van een bedrijf om milieuvraagstukken en maatschappelijke en bestuurlijke kwesties te beheren, in het beleggingsproces.
Weldoen door goed te doen
In zijn brief stelt Fink ook dat weldoen tot goede prestaties leidt. Hij erkent dat het in het beste (financiële) belang van de firma is om rekening te houden met de maatschappelijke gevolgen van zijn acties. Bedrijven zijn beter af als ze betrokken zijn bij onze gemeenschappen. Een duidelijk maatschappelijk doel is onlosmakelijk gekoppeld aan het vermogen van een organisatie om zijn winst vast te houden.
Het bedrijfsleven en de maatschappij zijn geen tegenpolen, maar in het verleden zijn ze vaak wel tegen elkaar uitgespeeld. Inderdaad is vaak gehypothetiseerd dat organisaties die in de betrekkingen met belanghebbenden investeren en hun maatschappelijke prestaties verbeteren, worden afgestraft door beleggers die alleen zijn geïnteresseerd in financieel rendement. Investeringen in maatschappelijke prestaties worden gezien als een beperking voor organisaties. Deze beperkingen leiden tot hogere kosten en lagere winsten voor de organisatie. Investeringen in maatschappelijke prestaties worden dan ook breed gezien als onverantwoord gebruik van het geld van aandeelhouders. In deze optiek dragen bedrijven „bij aan een maatschappij door winst te maken, wat ten goede komt aan de werkgelegenheid, salarissen, inkopen, beleggingen en belastingen” (Porter en Kramer, 2011, p. 66).
Sinds kort wint echter de gedachte terrein dat bedrijven beter af kunnen zijn (d.w.z. een voorsprong op de concurrentie kunnen hebben en superieure winsten kunnen behalen) als ze zich bekommeren om maatschappelijke problemen. Een groot deel van Finks betoog over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van firma's is gebaseerd op een fundamentele verandering van perspectief over de relatie tussen het bedrijfsleven en de maatschappij – een perspectief dat door Porter en Kramer (2011) ‘Gedeelde waarde creëren’ is genoemd. Het concept van gedeelde waarde kan worden gedefinieerd als alle „... beleidsregels en operationele handelswijzen die de competitiviteit van een bedrijf verbeteren en tegelijkertijd de economische en maatschappelijke omstandigheden verbeteren in de gemeenschappen waarin het actief is” (Porter en Kramer, 2011, p. 66). Het concept van gedeelde waarde erkent dat economische waarde kan worden gecreëerd op een manier die ook waarde voor de maatschappij creëert. Bedrijven die als bedrijf handelen, zijn een grote kracht die veel van de meest prangende maatschappelijke uitdagingen kunnen oplossen. Nu overheden er in toenemende mate niet in slagen om maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden, roept Fink bedrijven op om langetermijnstrategieën te ontwikkelen die duurzame winst genereren en tegelijkertijd „een positieve bijdrage aan de maatschappij” leveren – dat wil zeggen: gedeelde waarde creëren.
Het einde van Friedman (1970)?
Finks brief aan CEO's lijkt het lang gebezigde argument in twijfel te trekken dat een organisatie uitsluitend verantwoordelijk is richting diens aandeelhouders. Niemand heeft het primaatschap van aandeelhouders beter betoogd dan Friedman in zijn beroemde essay ‘The Social Responsibility of Business is to Increase its Profits’ in New York Times in 1970.
In dit essay probeerde Friedman de notie te ontmaskeren dat bedrijven een ‘verantwoordelijkheid’ hebben om het maatschappelijk welzijn te verbeteren. Friedman betoogde interessant genoeg niet dat bedrijven zich nooit moeten mengen in activiteiten die het maatschappelijk welzijn verbeteren, maar stelt dat vrijemarktkapitalisme op zichzelf het maatschappelijk welzijn vergroot.
Volgens Friedman moeten bestuurders – als personen die namens de baas (de aandeelhouder) handelen[i] – niet „het geld van een ander” uitgeven aan algemene maatschappelijke belangen. Bestuurders moeten dus geen „uitgaven doen om vervuiling te verminderen bovenop het bedrag dat in het beste belang van de corporatie is of dat wettelijk is verplicht om bij te dragen aan het maatschappelijk doel van verbetering van het milieu” (Friedman, 1970). Dergelijke acties van ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’ zouden uiteindelijk het rendement van aandeelhouders verlagen. Bestuurders die een ander doel nastreven dan winst maken, zijn „onbewuste marionetten van de intellectuele krachten die de basis van een vrije samenleving hebben ondermijnd” (Friedman, 1970).
Friedman stelt daarover:
„Een zakelijke bestuurder is een medewerker van de eigenaars van het bedrijf. Hij is direct verantwoordelijk aan zijn werkgevers. Die verantwoordelijkheid bestaat uit het realiseren van de bedrijfsvoering volgens hun wensen – die meestal bestaan uit het zoveel mogelijk winst maken terwijl wordt voldaan aan de basisregels van de maatschappij die in wetten en in ethische gebruiken zijn vastgelegd. [...] Het kernpunt is dat de manager als zakelijke bestuurder de vertegenwoordiger is van de individuen die het bedrijf bezitten [...] en zijn primaire verantwoordelijkheid is richting hen gelegen” (Friedman, 1970).[ii]
Dus:
„Bedrijven hebben slechts één maatschappelijke verantwoordelijkheid: het gebruiken van hun middelen en deelnemen aan activiteiten die zijn bedoeld om de winst te vergroten zolang dit volgens de spelregels gebeurt” (Friedman, 1970).
Fink daagt Friedmans visie uit wanneer hij betoogt dat bedrijven „ten gunste moeten komen van alle belanghebbenden, inclusief aandeelhouders, medewerkers, klanten en de gemeenschappen waarin ze actief zijn” (Fink, L., 2018). In zijn brief lijkt Fink Freemans ‘Stakeholder Enabling Principle’ (2001) te onderschrijven, dat stelt dat bedrijven moeten worden bestuurd in het belang van hun belanghebbenden, nader omschreven als medewerkers, financiers, klanten en gemeenschappen.
Finks bewering erkent nauwkeurig dat een bedrijf niet actief is in een niemandsland. Het vereist beleggers om geld in te leggen, klanten om producten/diensten af te nemen, medewerkers om de klanten te bedienen, leveranciers om input te verkopen en een gemeenschap waarin het kan gedijen. Als een van deze groepen ontbreekt, kan het bedrijf niet succesvol zijn. Bedrijven maken deel uit van een complex systeem waarbij meerdere belanghebbenden zijn betrokken. Een van de beste manieren om de winst op lange termijn te maximaliseren, is door waarde te creëren voor alle belanghebbenden in het systeem.
Fink zoekt voor zijn cliënten een gezond langetermijnrendement. Hij gaat niet akkoord met teleurstellende prestaties. In zijn brief schetst hij de uitdaging „... om tegelijkertijd te lopen en te kauwen, om die magische oplossing voor de ogenschijnlijk wedijverende mandaten te vinden: financieel rendement bieden en tegelijkertijd de wereld beter maken” (Horst, 2018).
Hoe nu verder?
Met $ 6,3 biljoen aan activa onder beheer is de oproep van BlackRock aan bedrijven om na te denken over de maatschappelijke impact van hun bedrijf zeker welkom. Zou het pleidooi van iemand anders afkomstig zijn, dan zou het worden afgedaan als een naïef verhaal. Als een dergelijke boodschap echter afkomstig is van de CEO van BlackRock, ontvangt het heel zeker het gehoor dat de boodschap verdient.
De brief van Fink wordt in brede kring beschouwd als een heel belangrijk statement. Professor Jeffrey Sonnenfelt van Yale School of Management betoogt: „Het is enorm dat een institutionele belegger dit standpunt inneemt voor zijn portefeuille.” “[Ik heb] zoiets niet eerder gezien” (Sorkin, 2018). Volgens Peter Horst (voormalig CMO van Hershey’s) markeert de brief van Fink een keerpunt. „Sommige gebeurtenissen vallen op als een keerpunt dat de omgeving opnieuw definieert en de loop van gebeurtenissen in een andere richting stuurt. Bill Gates die in 1995 zijn nota ‘Tidalwave of the Internet’ schreef. Steve Jobs die in 2007 de iPhone omhoog hield. Ik ben ervan overtuigd dat we getuige zijn van nog zo'n moment.” (Horst, 2018).
Het is nog te vroeg om te kunnen zeggen of de brief van Fink meer dan retorisch is, maar het eenvoudige feit dat de CEO van het grootste beleggingskantoor ter wereld bedrijven oproept om zich bewuster te zijn van hun invloed op de maatschappij, kan alleen maar goed nieuws zijn. De tijd zal leren of BlackRock de beleggingen inderdaad zal gebruiken om bedrijven te stimuleren om rekening te houden met hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Bibliografie
Fink, L. (2018), ‘Larry Fink’s annual letter to CEOs: A sense of purpose’.https://www.blackrock.com/corporate/investor-relations/larry-fink-ceo-letter
Freeman, R.E. (2001), ‘Stakeholder theory of the modern corporation’, General Issues in Business Ethics, 3, pp. 38-48.
Friedman, M. (1970), ‘The social responsibility of business is to increase its profits’, New York Times, 13 september, pp. 122-124
Horst, P. (2018), ‘BlackRock CEO tells companies to contribute to society. Here’s where to start’.
Jensen, M.C. en W.H. Meckling (1976), Theory of the firm: Agency costs and ownership structure, Journal of Financial Economics, Vol. 3 (oktober), pp. 305-360.
Mackey, J. en R. Sisodia (2014), Conscious Capitalism, Harvard Business Review Press, Boston, MA.
Porter, M.E. en M. R. Kramer (2011), Creating Shared Value, Harvard Business Review, Vol 89 (januari-februari), pp. 62-77.
Sorkin, A. R. (2018), ‘BlackRock’s message: Contribute to society, or risk losing our support’. https://www.nytimes.com/2018/01/15/business/dealbook/blackrock-laurence-fink-letter.htm
[i] In een rudimentaire academische paper (“Theory of the Firm: Managerial Behavior, Agency Costs and Ownership Structure”) vertolken (en ‘formaliseren’) Jensen en Meckling (1976) Friedmans gerichtheid op maximalisering van de waarde voor aandeelhouders. De auteurs richten zich in hun artikel op het probleem tussen bestuurder en vertegenwoordiger. De aandeelhouders worden gezien als de bestuurders van het bedrijf: zij bezitten het en profiteren van de welvaart. De echte bestuurders zijn echter vertegenwoordigers die door de aandeelhouders worden aangesteld om namens hen te werken. Een dergelijk probleem ontstaat omdat vertegenwoordigers een inherente stimulans hebben om de activiteiten en middelen voor zichzelf te optimaliseren in plaats van voor hun bestuurders. Jensen en Meckling betoogden dat een bedrijf de maximalisatie van het rendement voor aandeelhouders als enig doel zou moeten hebben. Om de belangen van bestuurders en vertegenwoordigers op één lijn te krijgen, zouden de vertegenwoordigers (de echte bestuurders) aandelenopties moeten krijgen.
[ii] Friedmans stelling dat „de zakelijke bestuurder de medewerker is van de eigenaar van het bedrijf” (d.w.z. de aandeelhouder) is niet helemaal juist. Wettelijk gezien is de zakelijke bestuurder medewerker van het bedrijf.