Public Management

Invloed van publiek aandeelhouder beperkt

13 mei 2015 | 1 min lezen

Hoewel publiek aandeelhouderschap een veel voorkomend instrument is om het publiek belang bij nutsbedrijven te borgen, kleeft aan deze vorm van borging  een aantal bezwaren. In zijn oratie ‘Nutsbedrijven, Quo vadis?’ pleit bijzonder hoogleraar Michiel Boersma daarom niet voor aandeelhouderschap van de overheid.

Beeld: © Nationale Beeldbank

“Op nagenoeg alle nutsbedrijven waar Rijk, provincies of gemeenten  honderd  procent van de aandelen bezitten , is het zogenaamde verzwakte structuurregime van toepassing”, aldus Boersma. De overheid geeft hier in de nota Staatsdeelnemingen uit 2013 een duidelijke reden voor; zij wil de mogelijkheid hebben invloed uit te oefenen op de strategie van de onderneming, mee beslissen over belangrijke investeringen en bestuurders en commissarissen kunnen benoemen. Ook het beloningsbeleid is een belangrijke reden om invloed uit te willen oefenen. 

Volgens Boersma zijn er drie redenen waarom staatsaandeelhouderschap bezwaarlijk is. Allereerst is de invloed van de aandeelhouder op beleid, strategie en operationele sturing van de onderneming beperkt. “Dat komt omdat staatsdeelnemingen doorgaans structuurvennootschappen zijn. “Indien de noodzaak vanuit publiek belang aanwezig is het beleid en de strategie van de onderneming daadwerkelijk te beïnvloeden, zijn wet- en regelgeving, gecombineerd met een structuur die onder directe verantwoordelijkheid staat van de verantwoordelijke minister, effectievere instrumenten om de belangen te borgen.”

Daarnaast beschikt de overheid in vele gevallen niet over de relevante kennis en ervaring om daadwerkelijk een bijdrage te leveren aan de besluitvorming van de onderneming. “Bij decentrale overheden speelt dit nog sterker, daar belangen van strategische aard minder aan de orde zijn en deze overheden vaak niet over de noodzakelijke competenties beschikken om het aandeelhouderschap actief vorm te geven.” Het laatste argument is dat mogelijke rolconflicten niet bijdragen aan een evenwichtige besluitvorming, waardoor de onderming al snel speelbal wordt van de publieke opinie en het politiek besluitvormingsproces. 

In de telecommunicatie- en energiesector zijn ingrijpende en disruptieve veranderingen  gaande, zegt Boersma. Deze veranderingen hebben een diepgaand effect op de besturing en dus governance van de bedrijven actief in deze sectoren. “Hier ligt een taak voor nader onderzoek. In dit verband rijst bij de energiesector de vraag wie leidend zal moeten zijn bij de transitie naar een duurzame energiehuishouding: de netwerkbedrijven, de commerciële energiebedrijven, de prosumenten, de overheid of dat het een samenspel zal zijn van meerdere actoren. In het laatste geval blijft evenwel de sleutelvraag hoe de samenwerking gestalte zal krijgen en welke rol de overheid zal spelen in de energietransitie.”

Over leerstoel Corporate Goverance van (voormalige) nutsbedrijven

De leerstoel Corporate Goverance van (voormalige) nutsbedrijven wordt mogelijk gemaak door Enexis, Essent en Gasunie. Deze leerstoel richt zich met name op Corporate Governance van (voormalige) nutsbedrijven en in het bijzonder op de praktische problemen waarmee werknemers, bestuurders, toezichthouders en aandeelhouders van deze ondernemingen te maken krijgen.

Lees meer

Oratie Nutsbedrijven, Quo vadis?, Michiel Boersma (2015)